• Opleidingsniveau pedagogisch medewerkers

     

    Educatie-level Pedagogisch Medewerkers.
     

    Deskundigen pleiten voor het verhogen van het gevraagde opleidingsniveau van pedagogisch medewerkers. In het basisonderwijs is HBO-niveau de standaard, in de kinderopvang is MBO voldoende. Als er gekeken wordt naar bijvoorbeeld de Scandinavische landen, dan is hierbij vergeleken het gevraagde opleidingsniveau in Nederland laag.

     

    Afgeronde opleiding Nederlandse gastouders:
    MBO-niveau 2        27%
    MBO-niveau 3        19%
    MBO-niveau 4        27,5%
    HAVO                           5,9%
    VWO                             2,1%
    HBO                            17,1%
    Universiteit              1,4%

  • Kwaliteit van pedagogisch medewerkers

     

    Louis Tavecchio – bijzonder hoogleraar kinderopvang aan de Universiteit van Amsterdam – stelt dat opvang van vijf dagen in de week niet schadelijk is, mits er sprake is van kwalitatieve opvang, en dat is naar zijn mening in Nederland nog geen vanzelfsprekendheid. Tavecchio legt het voorbeeld van Scandinavië op tafel. Daar is in de grondwet vastgelegd dat kinderen recht hebben op goede kinderopvang. In tegenstelling tot de Nederlandse minimumeis van een MBO diploma heb je in Scandinavië een HBO diploma nodig om in de kinderopvang te kunnen werken.

    Tavecchio noemt de Nederlandse pedagogisch begeleidsters over het algemeen heel warm en lief, maar hij geeft aan dat we hier in Nederland minder goed zijn in het stimuleren van cognitieve vaardigheden en de begeleiding van de interactie tussen kinderen. Hier ligt een groot aandachtspunt voor de Nederlandse kinderopvang.

  • communicatie- en Interactievaardigheden

     

    Communicatie- en Interactievaardigheden.

    Door middel van communicatieve activiteiten kan het ontluikende denken van kinderen gemotiveerd worden, waardoor het zelfstandig en kritisch denken gestimuleerd wordt. Ruimte creëren voor het gesprek met het kind maakt dat de gedachten van het kind serieus genomen worden, wat het zelfvertrouwen van het kind bevordert. Het kind leert namelijk dat de eigen gedachten en uitingen net zo ‘waar’ zijn als die van ieder ander. De kwaliteit van de communicatie tussen de begeleidster en het kind kan zich op deze manier ontwikkelen.

    Daarnaast kan de communicatie tussen de kinderen zelf gestimuleerd worden. Ook hier speelt de begeleidster een belangrijke rol; zij moet beschikken over de kunde om de verschillende manieren van communicatie tussen kinderen in goede banen te leiden. Onderlinge uitwisseling van gedachten zijn kinderen in deze fase vaak nog niet gewend. Wanneer er echter bewust de tijd voor genomen wordt draagt het gesprek bij aan de sociale ontwikkeling. Het voeren van kleine gestructureerde gesprekjes is voor het kind een kennismaking met elkaar en met het voeren van een gesprek op zich.