Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)
In de eerste levensjaren van een kind worden er meer verbindingen gelegd tussen hersencellen dan in enige andere periode van het leven. In de loop van die eerste levensjaren worden ook verbindingen weer afgebroken, namelijk verbindingen waar geen gebruik van wordt gemaakt. Hoe meer uitdagingen en stimulansen een kind krijgt, hoe meer van deze verbindingen behouden blijven. Deze uitdagingen en stimulansen kunnen door middel van interactie en activiteiten aangeboden worden aan het kind. Met deze gedachte zijn de VVE programma’s door de overheid ontwikkeld.
Interactie, stimuleren en ontwikkelen
Interactie is bevorderlijk voor de vroege hersenontwikkeling (Riksen-Walraven, 2002). Momenteel is de overheid bezig met het opzetten van Voor- en Vroegschoolse Educatie programma’s. Deze programma’s zijn gericht op kinderen uit migrantenfamilies of van laagopgeleide ouders en ontwikkeld om deze kinderen niet met een achterstand de basisschool periode in te gaan.
Kwaliteit gastouder
Uit onderzoek blijkt dat VVE werkt, alleen het staat en valt met de kwaliteit van de gastouder. Met andere woorden; de kwaliteit en het niveau van de gastouder moet hoog genoeg zijn om kinderen op jonge leeftijd extra te stimuleren.
Doorgaande leerlijn basisschool
Binnen het opzetten van de VVE structuur is de overheid ook bezig met het creëren van een doorgaande leerlijn. Een doorgaande leerlijn in VVE houdt in dat jonge kinderen (2,5 jaar) al vanaf de binnenkomst op een dagverblijf of peuterspeelzaal extra ondersteuning krijgen in de vorm van VVE en dat deze ondersteuning door loopt als ze als kleuter beginnen met hun schoolloopbaan. Met het VVE programma wil de overheid ervoor zorgen dat kinderen een goede start kunnen maken bij hun entree in de basisschool. Dit betekent dat kinderdagverblijven en peuterspeelzalen contact moeten hebben met de basisscholen waar de kinderen, zodra ze 4 jaar zijn, heen gaan. Zo kan door middel van een warme overdracht de school op de hoogte gesteld worden waar het kind zich bevindt in de ontwikkeling en of er specifieke aandachtspunten zijn. De school kan dan op haar beurt hier beter en makkelijker op in springen.